opbouwen (construeren)

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
(vaak in het passief)

Verlaag de btw van 21 naar 6 procent voor wie een huis afbreekt en weer opbouwt.

Hij had een wereldwijde reputatie opgebouwd als journalist.

Mijn man en ik hebben jarenlang pensioen opgebouwd bij het ABP.

De hele show was opgebouwd rond de dans.

Hij krijgt ook geld om een nieuw bestaan op te bouwen.

In korte tijd heeft hij een solide reputatie opgebouwd.

Het probleem is dat corporaties hiervoor geen goede reputatie hebben opgebouwd.

Heb je nog een band met haar kunnen opbouwen?

We hebben nog helemaal geen buffer kunnen opbouwen.

Elk leven is opgebouwd uit duizenden beslissingen.

Hij heeft juristen ingeschakeld en een dossier opgebouwd.

Ook flexwerkers moeten meer pensioen kunnen opbouwen.

Sinds 1999 bouwde hij ervaring op in de mobiliteitssector.

Er waren extra arbeidskrachten nodig om het land op te bouwen.

Dat maakt het moeilijker een leven op te bouwen.

Jonge werknemers gaan minder pensioen opbouwen.

Zij heeft steeds meer moeite om sociale contacten op te bouwen.

Jonge werknemers bouwen zo meer pensioen op dan nu.

Hij krijgt ook geld om een nieuw bestaan op te bouwen.

Het aanvullende pensioen bouwt iemand op tijdens de jaren die hij werkt.

Ook moeten ze eindelijk leren om vermogen op te bouwen.

Veel zzp' ers zijn niet verzekerd tegen ziekte en bouwen geen pensioen op.

Nu bouwen de meeste werknemers pensioen op in een grote collectieve pensioenpot.

Ze bouwden een vertrouwensband op en doorstonden samen menig schandaal.

Moeilijke gevallen worden er wetenschappelijk uitgediscussieerd en zo bouwt men nieuwe kennis op.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

bank

bedrijf

generatie

kind

land

man

mens

ondernemer

overheid

vluchteling

(2 meer)

pronomen

iedereen

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

band

bedrijf

bestaan

carrière

dossier

ervaring

expertise

huis

infrastructuur

land

(13 meer)

pronomen

alles

dat

iets

niets

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

geleidelijk

goed

jarenlang

langzaam

opnieuw

rustig

snel

weer

zorgvuldig

prepositiegroep

in:

jaar

land

rond:

ritueel

thema

naar:

climax

einde

start

met hulp van

op basis van

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

uit:

aantal

deel

element

laag

materiaal

onderdeel

predicatieve aanvulling

adjectief of adverbium

samen

pronomen

zelf

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij opbouwen?

gaan

helpen

kunnen

moeten

willen

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.